«Hoge vraag naar geestelijke gezondheidszorg mag niet tot amateurisme leiden»

De coronapandemie heeft de geestelijke gezondheidskloof nog vergroot en de grote vraag naar hulp mag niet tot amateurisme leiden. Dat zegt de Hoge Gezondheidsraad in een nieuw advies over de toestand van de geestelijke gezondheidszorg na twee jaar coronapandemie. «Er is nood aan een efficiënt, geïntegreerd systeem, zodat iedereen de hulp krijgt die hij nodig heeft en verdient», zegt expert Elke Van Hoof (VUB).

door
Redactie Online
Leestijd 4 min.

De Hoge Gezondheidsraad verwacht dat de algemene bevolking zich herstelt in het nieuwe normaal, maar benadrukt ook dat er aandacht moet zijn voor de kwetsbare groepen. Het gaat dan over mensen die al een psychische kwetsbaarheid hadden voor de pandemie, maar ook mensen die een confrontatie hebben gehad met COVID-19 en iemand verloren hebben of zelf zwaar ziek zijn geweest of jongeren die in volle identiteitsontwikkeling heel wat hebben moeten laten schieten. «Als je al die groepen samentelt wordt dat een heel grote groep met een hoge kostprijs. Die kostprijs vertaalt zich momenteel in hogere hulpvragen, waaraan niet tegemoet kan worden gekomen», zegt Van Hoof.

Investering in de toekomst

Ons huidige systeem van geestelijke gezondheidszorg heeft dan ook te kampen met enkele grote problemen, benadrukt ze. «Eerst en vooral ziet men de geestelijke gezondheidszorg vooral als een kost en niet als een investering in de toekomst, in het bruto nationaal geluk. Dat terwijl onderzoek aantoont dat een grotere investering nu leidt tot minder problemen in de toekomst», zegt van Hoof.

Ook zijn er drie grote leemten in het systeem. Zo is er in onze geestelijke gezondheidszorg een triageprobleem: we weten eigenlijk wie welke zorg nodig heeft op welk moment. «We zijn niet in staat om de mensen door te verwijzen naar voor hun ideale zorg. Er wordt veel te weinig gebruik gemaakt van ervaringsdeskundigheid en reeds bestaande diensten zoals externe preventiediensten op het werk of de CLB’s», legt Van Hoof uit. Ten tweede kennen professionals binnen de zorg elkaar niet. «Niemand, zelfs de professionals in het veld, ziet door de bomen het bos nog, laat staan iemand die hulp vraagt», zegt Van Hoof. Ten derde is ons systeem afwachtend: het pakt de problemen aan wanneer ze zich voordoen. «Wij als professionals moeten op zoek gaan naar wie hulp nodig heeft en we moeten inzetten op goede en vlotte doorverwijzing», aldus Van Hoof.

Daarenboven verzamelt ons land wel data, maar helpen de data die worden bijgehouden niet om het systeem te verbeteren. «Zo worden er geen indicatoren rond welbevinden opgenomen, waarvan men zou kunnen nagaan of ze verbeterd zijn na het doorlopen van de zorg», aldus Van Hoof. Zo kan bijvoorbeeld gekeken worden welke zorg nodig is voor welke hulpvraag en in welke systemen hulpvragen sneller opgenomen worden.

Inzicht mist

«We missen belangrijke inzichten om die grote hulpvraag goed te kunnen kaderen en daar een goed antwoord op te kunnen geven. Daardoor riskeren we een welzijnskloof, waardoor mensen jarenlang die verhoogde kwetsbaarheid zullen meeslepen met alle gevolgen vandien», aldus Van Hoof. «We weten dat die mensen minder zullen slagen in het professionele leven, risico lopen op secundaire problemen zoals vermijdingsgedrag of verslavingsproblemen.» De professor benadrukt dan ook dat we COVID niet onze meerdere mogen laten worden, maar dat het beleid van vandaag nog veel te veel focust op de medische en infectiologische aspecten.

De HGR lijst dan ook tien aanbevelingen op voor de beleidsmakers, met als belangrijkste punt dat er een simpel, toegankelijk systeem moet komen. «Een geïntegreerd systeem, waarin iedereen duidelijk zijn weg vindt, en waarin die leemtes in ons systeem worden opgevangen.» Andere voorstellen zijn het gebruiken van communicatie als motivator in plaats van extra belasting, het bevorderen van de sociale bescherming en de erkennig van de rol van (de terugkeer naar) werk en aandacht voor verlies en rouw. Er moet ook geanticipeerd worden op toekomstige (corona)golven en pandemieën, extra steun voorzien worden voor de zorgsector en experten moeten proactief betrokken worden bij beleidskeuzes.

Van Hoof zegt nog niet al te optimistisch te zijn over de toekomst van de geestelijke gezondheidszorg na de coronacrisis. «Ik denk dat het snel weer business as usual zal zijn. De vooruitgang die we hebben geboekt is dat we meer zijn gaan praten over mentaal onwelbevinden. Maar door de vele schrijnende verhalen zijn we er helaas ook een beetje aan gewend», zegt ze. Ze benadrukt ook dat de overheid verder gaat met de hervormingen die ze al voor ogen had voor de pandemie. «Men denkt vanuit de systemen, en nog steeds niet vanuit de nood of de vraag, waardoor de initiatieven slechts een druppel op een hete plaat zijn», aldus Van Hoof. «Er moet ingezet worden op efficiëntie en een geïntegreerd systeem met een actieplan, zodat mensen op maat geholpen kunnen worden. Nu gebeurt dat op goed geluk en het duurt soms weken of maanden vooraleer je de juiste hulp krijgt. Dat is eigenlijk een schending van de mensenrechten.»