Woning kopen blijft haalbaar, maar jonge kopers moeten steeds meer eigen middelen bijdragen: stijging tot 57.000 euro

Een woning kopen lijkt tegenwoordig een onmogelijke taak, toch blijkt het volgens een studie van de Nationale Bank wel nog haalbaar, al zitten er addertjes onder het gras: iemand die wil kopen moet meer eigen middelen bijdragen en voor jonge gezinnen, die vaak minder inkomsten hebben of andere gezinnen in een minder gunstige financiële situatie, betekent dat in bepaalde gevallen kleiner kopen of verder van een stad.

door
Online redactie
Leestijd 2 min.

De woningprijzen zijn recent versneld toegenomen na al vele decennia van bijna ononderbroken stijgingen. Tussen het vierde kwartaal van 2019 en het einde van 2021 stegen de prijzen zelfs met meer dan 16 procent. Het beschikbare inkomen stijgt uiteraard ook, maar minder dan de huizenprijzen. De ongerustheid neemt dan ook toe over de mogelijkheid van gezinnen om een eigen woning te kopen.

De Nationale Bank merkt op dat het volume nieuwe kredieten sinds 2015 toeneemt, al is het percentage jonge kredietnemers (18-34 jaar) - die het vaakst een eerste woning kopen - wel licht gedaald - van 41 procent in 2006 naar 35 procent in 2021. Toch lag het aantal jongeren dat een lening afsloot vorig jaar hoger dan ooit. Jongeren hebben dus nog steeds toegang tot de hypotheekmarkt.

Meer eigen middelen nodig

Het percentage kredieten met hoge quotiteit - bijvoorbeeld lenen aan 100 procent of 90 procent, waarbij dus een groot deel van het aankoopbedrag geleend moet worden - is wel gedaald. Aangezien de woningprijzen zijn gestegen, wijst dat erop dat er meer eigen middelen nodig zijn om een woning te kopen. De Nationale Bank berekende dat de gemiddelde bijgedragen eigen middelen gestegen zijn van 36.000 euro in 2018 naar 57.000 in 2021.

Door de hoge woningprijzen worden mensen met minder middelen dan ook vaker gedwongen om een lening af te sluiten met een hogere terugbetalingslast (het percentage van het inkomen dat naar de terugbetaling van de lening gaat), een woning te kopen van een lagere kwaliteit of die minder goed gelegen is, of zich te wenden naar de huurmarkt, benadrukt de Nationale Bank. Een woning kopen verder van een stad kan dan weer extra kosten met zich meebrengen, bijvoorbeeld om te pendelen naar het werk.

De NBB stelt nog dat voor een voltijds werkend koppel met een gemiddeld inkomen de terugbetalingslast van de hypoticaire leningen nog op een «gezond» peil blijft, gemiddeld onder de 20 procent. Voor wie in een minder gunstige financiële situatie zit, loopt die last echter op, zeker in de steden. Voor gezinnen met een lager inkomen, onder wie ook jongeren die over het algemeen minder verdienen, was de terugbetalingslast vorig jaar bijvoorbeeld erg hoog in steden als Brussel (51,2 procent), Gent (46,6 procent), Leuven (46,5 procent) en Brugge (43,9 procent).

Wat de toekomst zal brengen kan de NBB moeilijk voorspellen. Veel zal afhangen van de evolutie van de inflatie, die ook de lonen doet stijgen, en van de rente, klinkt het.